Als kleine jongen van negen jaar liep Modeste een eerste tuberculosebesmetting op die resulteerde in beendertuberculose. De behandeling bestond uit een volledige gips van aan de schouders tot aan de knieën. Hij moest volledig onbeweeglijk blijven, en dit voor de lange duur van negen maanden, wat geen evidentie was voor een kind van negen. Enkele jaren later volgde een opflakkering van de ziekte en werd Modeste terug volledig gegipst. Het was tijdens de oorlogsjaren van WO II en omdat hij niet naar de schuilkelder kon vluchten tijdens bombardementen, werden matrassen naar beneden gebracht en moest hij daar permanent verblijven. Een operatie aan de heup was ook noodzakelijk om deze te ‘blokkeren’. Niettegenstaande al deze beproevingen kreeg Modeste veel vriendschap van zijn vele neefjes en nichtjes. De vader van Modeste was smid en kwam heel creatief uit de hoek. Hij maakte een lange kar waar Modeste kon op meegedragen worden naar buiten. Hij knutselde ook een soort houder in mekaar met een ingenieus systeem van spiegels, zo kon Modeste met zijn beperkte bewegingsruimte van het hoofd toch een puzzel maken als tijdverdrijf.
Aan het eind van de jaren 40 werd Modeste als 19-jarige student binnenhuisarchitectuur terug ziek. Een zware griep dacht hij, wellicht te wijten aan een verzwakte weerstand door de oorlogsjaren. Maar het bleek longtuberculose te zijn, de ziekte was teruggekomen. Een sanatoriumkuur drong zich op en Modeste ging naar Zwitserland, Leysin, waar hij 18 maanden zou moeten doorbrengen. Hij verbleef in het hoog gelegen sanatorium ‘Hotel Mont Blanc’, waar hij elke dag met de andere patiënten ging rusten op de terrassen aan de Zuidkant. Een team van dokters en verpleegsters volgden de zieken goed op. Elke dag werd een radioscopie genomen. Modeste vindt het nu onvoorstelbaar als men bedenkt hoeveel straling dat was. Hij kreeg ook regelmatig inspuitingen met penicilline. Dagelijks onderzoek van de fluimen was ook onderdeel van de behandeling. Het leverde Modeste de juiste tactiek op om goed te leren ophoesten en spuwen, merkt hij lichtjes ironisch op…
Het eten in het sanatorium viel niet erg mee. Eén keer weigerden de patiënten zelfs om de voorgeschotelde maaltijden op te eten. De protestactie leverde wat op en bracht verbetering in de voeding. Af en toe kreeg men zelfs een ijsje tijdens de winterperiode. Op zondag kon men er niets krijgen behalve koffie, want er was nooit personeel. Gelukkig stuurde de moeder van Modeste voedselpakketten op. Het contact met de familie verliep enkel via correspondentie, telefoon was er niet. Heel af en toe kwam er iemand op bezoek, dat was een hele onderneming met de nachttrein. De kamergenoot van Modeste was astmapatiënt en zijn zwaar piepende ademhaling kon de nachtrust wel eens verstoren. Modeste herinnert zich dat hij de man, die ongelovig was, een paternoster cadeau gaf. Later vernam hij dat de man zich bekeerd had. Heeft hij misschien toch troost en hoop gevonden in de paternoster, mijmert Modeste…
Ondanks de goede zorgen in het sanatorium wou de therapie niet lukken en evolueerde de ziekte terug naar beendertuberculose. Modeste kreeg ‘gaten’ in de linkerschouder en moest geopereerd worden. Deze ‘section des brides’ mislukte echter en daarna ontstond een complicatie, nl. pleuritis. Er kwam water op de longen dat via buisjes moest afgenomen worden. De ziektetoestand was erg zorgwekkend, ‘ik was ver’, klinkt het stil… Maar als bij wonder herstelde Modeste en kwam in 1951 terug naar België. Als nazorg moest hij elke dag twee uur rusten na het middageten. Hij kon zijn studie verder zetten, leerde enkele jaren later zijn vrouw kennen, en samen kregen ze drie gezonde dochters. Toch zat de schrik erin dat de ziekte zou overgeërfd worden. Bij de geboorte van de eerste dochter liet het koppel de pasgeboren baby inenten tegen tuberculose.
Hoe kijkt Modest terug op deze episodes in zijn leven? Niettegenstaande de ziekte en het isolement voelde het sanatoriumverblijf aan als een soort ontspanning, een soort vakantie. Het publiek was er gemengd, sommige dokters hadden zelf tuberculose en dat gaf veel samenhorigheid. Modeste heeft nog contact gehouden met een patiënt, maar die is helaas snel gestorven. Modeste heeft de ziekteperiodes steeds moedig, rustig en aanvaardend gedragen. Wat is het geheim? Hij was gehard door de oorlog, kon zich over de pijn zetten en kon steeds alles vergeten. Steeds met iets bezig zijn om afwisseling te hebben, was ook belangrijk: hout snijden op zondag, lessen schilderen volgen, in het sanatorium een glasraam maken, er prentjes tekenen voor geboortes… Hij is van nature geen klager en is altijd positief in het leven blijven staan. De ziekte heeft hem gelouterd en van hem een tolerant persoon gemaakt. En alhoewel hij twijfels heeft gehad, is hij gelovig gebleven. Modeste kan niet zeggen dat de ziekte hem ongelukkig gemaakt heeft.