Een tuberculose-infectie krijg je niet door:
- het gebruik van andermans borden, bestek, kledij, boeken, lakens,…
- handen te schudden
- seksueel contact (wel gevaarlijk voor andere infectieziekten!)
- contact met bloed (wel gevaarlijk voor andere infectieziekten!)
De besmetting bij actieve longtuberculose gebeurt hoofdzakelijk via aërogene weg d.w.z. wanneer de patiënt spreekt, lacht, niest en hoest ontstaan er zeer kleine druppeltjes (met daarin de bacterie) die het lichaam verlaten.
De verstoven druppeltjes die kleiner zijn dan 5 micron (micrometer) blijven in de lucht zweven en kunnen door personen in de omgeving van de patiënt worden ingeademd. Deze verstuiving of aërosol is nodig opdat transmissie kan plaatsvinden.
Grotere speekseldruppels zijn te zwaar, vallen onmiddellijk op de grond en drogen op. Ze worden daar niet ingeademd door iemand anders. Deze partikels zouden anderzijds toch te groot zijn om in de kleinste longblaasjes terecht te kunnen komen.
50% van de ingeademde bacteriën worden uit ons lichaam geweerd (trilharen en slijm aan de binnenkant van de luchtwegen, hoesten...). De overige 50% kunnen wel tot in de longen geraken en daar eventueel een besmetting veroorzaken.
Kleine hoeveelheden speeksel van de patiënt kunnen bij het drinken aan een glas blijven kleven. Als een andere persoon van dit glas drinkt komt deze in contact met dit speeksel. Dit wordt echter ingeslikt en niet ingeademd. Het materiaal verdwijnt via de slokdarm naar de maag en komt dus niet in de longen terecht.
Om via gastro-intestinale weg besmet te geraken moet dit speeksel werkelijk massale hoeveelheden tubercelbacillen bevatten, wat vroeger bv. mogelijk was bij het drinken van ongekookte melk van dieren met tuberculose en waar deze melk krioelde van bacillen. Maar dus niet in het speeksel dat aan een glas blijft kleven.
Tegenwoordig wordt melk daarom verplicht gepasteuriseerd en worden koeien gevaccineerd voor en gecontroleerd op de ziekte.